Bas Wilbers: Welke kant gaan we op?

Onlangs heb ik een bijzonder interessante bijeenkomst van het Platform Hoorhulpmiddelen mogen bijwonen. Mooi aan de bijeenkomst was de brede afvaardiging vanuit alle disciplines in de branche – slechthorenden, audiologen, audiciens, verzekeraars en beleidsmakers.
Met elkaar werd die middag actief gediscussieerd over de stand van zaken binnen de branche en welke kant het op zou moeten.

Beeld krijgen bij dit laatste blijkt voor alle partijen bijzonder lastig. Niemand heeft nog echt het antwoord maar weet wel goed, vanuit het eigen perspectief, te benoemen waar de pijn zit. De slechthorende vindt het erg complex en onoverzichtelijk in de branche, de verzekeraars worstelen met de betaalbaarheid, de audiciens moeten steeds meer doen voor minder en komen om in regeldruk en de audiologen zien dat hun patiënten niet altijd de zorg krijgen die ze verdienen. Nu ben ik sinds 2011 actief in de branche en heb ik het eigenlijk nooit anders ervaren dan dat er ‘gedoe’ is. Dat was er al voor de introductie van het nieuwe systeem in 2013 (feitelijk zelfs de reden om dit systeem te introduceren) en is er in de tien jaar daarna ook altijd gebleven. Telkens weer wordt er dan gekeken naar oplossingen voor ‘het gedoe’, zoals een geautomatiseerd hoorhulpmiddelenprotocol, wel of geen Amsterdamse Vragenlijst, publiekelijk maken van de hoortoestellendatabase, een infographic voor de slechthorende die de klantreis bij aanschaf beschrijft, etc.

Vanuit een ‘systemische benadering’ kun je stellen dat indien er in een systeem ‘gedoe’ is, je ervoor kunt kiezen om hiervoor telkens oplossingen te verzinnen. Het is echter zinvoller om te kijken naar de oorzaak. Vaak is er iets stuk in het systeem en pas wanneer je daarvoor de ogen opent, kan wat vast zit weer gaan stromen en dienen oplossingen zich aan. Vóór mijn carrière in de hoorbranche was ik actief in de financiële wereld en heb ik tijdens mijn opleiding Bank en Verzekeringen een en ander geleerd over hoe een verzekering precies werkt. Een belangrijk uitgangspunt voor een verzekering is dat alles wat je verzekert een onvoorzienbaar karakter dient te hebben. Een bekende uitspraak is: ‘Een brandend huis kun je niet verzekeren’. Binnen de optiek- en hoorbranche hanteren we een ander gezegde: ‘Uiteindelijk wordt iedereen klant’. Indien we die zaken met elkaar combineren, kom je al snel tot de conclusie dat het verzekeren van deze zorg/producten redelijk haaks staat op wat de kern is van verzekeren, namelijk dat iets onvoorzien dient te zijn.

Binnen de optiek is de bril niet langer vergoed vanuit de basisverzekering, maar voor wie dat wenst is er wel een voorziening te sluiten in het aanvullende pakket. Er is daarnaast een vangnetregeling beschikbaar in de basisverzekering voor de ernstige gevallen: de echte patiënten maken aanspraak op een vergoeding voor Low Vision. Hierin worden oplossingen vergoed voor complexe oogaandoeningen met vaak hoge sterktes. Uiteindelijk heeft marktwerking in de optiek ervoor gezorgd dat er voor iedere doelgroep en iedere portemonnee een goede oplossing voorhanden is. Is dit het probleem in het systeem van vergoede hoorzorg? Krampachtig proberen om iedereen te helpen binnen het domein van vergoede zorg, waarmee bekostiging op ieder thema het grote struikelblok wordt? Moeten we niet toe naar het onderscheid tussen cliënt en patiënt zoals in de optiek? Zijn we dan wellicht beter in staat de patiënt te geven wat deze verdient? En heeft de client dan de vrijheid om zelf binnen een systeem van marktwerking aan te schaffen wat deze wenst aan te schaffen? Een dergelijke fundamentele keuze vereist wel lef, maar alleen een echte verandering van het systeem gaat het ‘gedoe’ oplossen is mijn overtuiging. Indien we zorggelden alleen nog maar gaan gebruiken voor de onvoorziene of wellicht zware medische gevallen (bij AC’s en KNO-artsen) kunnen we wellicht naar een grotere vergoeding per patiënt en toch een lager totaalbudget voor de hoorhulpmiddelenzorg. Hiermee maken we weer ruimte vrij voor meer levensbedreigende aandoeningen zoals diabetes. Aandacht en protocollering kan dan uitgaan naar de medische trajecten en het gedeelte van de slechthorende doelgroep die dat ook echt nodig heeft en verdient, de vergoede zorg voor patiënten; in feite het echte zorgpad. De kwaliteitsbewaking moeten we dan nog steeds als groot goed zien. Het StAr-predicaat heeft ook in deze nieuwe opzet waarde. Maar dan niet meer als een door zorgverzekeraars verplicht stempel voor verstrekking, maar als een keurmerk dat door de consument wordt herkend als standaard voor kwaliteit.

Bas Wilbers is voorzittter van de CvZA