In de stilste kamer op aarde, word je gek van de herrie

Op de stilste plek op aarde blijkt dat stilte niet bestaat. In de geluiddichte ‘dode kamer’ in Minnesota hoor je je hartslag, het gegorgel van je ingewanden, het bloed dat door je aderen stroomt… Gekmakend.

Volgens het Guinness Book of Records is het de stilste plek op aarde. In deze rumoerige tijden moet dat velen paradijselijk in de oren klinken, maar dat is het niet. Geen mens houdt het lang vol in de zogeheten ‘dode kamer’ van de universiteit van Minnesota, het record staat op drie kwartier.

Stil is het er zeker, de achtergrondgeluiden zijn teruggebracht tot min 9,4 decibel. En dat voelt al snel unheimisch. Proefpersonen die de ruimte betreden, krijgen onherroepelijk de neiging wat te gaan roepen om maar iets van een geluid om zich heen te hebben. Hun kreten verdwijnen echter in de metersdikke absorptielagen aan de wanden.

Maar echt stil is het er niet. Als de omgeving geen hoorbare signalen meer geeft, schakelt het oor er een tandje bij. Dan horen de ongelukkigen hun hartslag, het gegorgel van hun ingewanden, ze horen het bloed door hun aderen stromen en de lucht in hun oren suizen. Voor menigeen het signaal om de dode kamer te ontvluchten.

Echte stilte bestaat niet, schrijft de Amerikaanse neurowetenschapper Seth Horowitz in ‘The Universal Sense’. Geluid is overal. Zodra er een medium is dat in trilling kan worden gebracht – lucht of water – is er geluid. En als een fenomeen zo alom aanwezig is, is het een evolutionaire wetmatigheid dat dieren er gebruik van maken. “Onder de gewervelde dieren zijn er blinde soorten”, betoogt Horowitz. “Er zijn dieren die nauwelijks kunnen ruiken of voelen. Maar dove dieren, en dan niet door een ongeluk of genetisch foutje, maar dieren die van nature geen gehoor hebben, die bestaan niet.”

John van Opstal, hoogleraar systeembiologie aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, gunt zijn vakgenoot deze beroepsblindheid wel. “Het is waar, het gehoor is een belangrijk zintuig. Zo reikt het naar alle richtingen terwijl het zicht maar een klein blikveld heeft. Het werkt ook veel sneller. Een alarmerend geluid zet binnen 25duizendste van een seconde tot actie aan; het brein is dan nog druk bezig de beelden te verwerken. Maar universeel? In de diepste zeeën dringt geen geluid meer door. Ik kan mij goed voorstellen dat de vissen die daar leven, geen gehoor hebben.”

Vierenhalf miljard jaar geleden was de aarde een luidruchtig oord. Projectielen uit de ruimte bestookten de jonge planeet terwijl vulkaanuitbarstingen elkaar in hoog tempo opvolgden. Maar niemand die het hoorde.

Vier miljard jaar later pas – het leven tierde al welig op aarde – ontwikkelde de natuur een systeem dat gebruik maakte van al die trillingen. Vissen leerden de stromingen in het water te gebruiken om te voelen wat boven en onder was, wat links en rechts. Niet veel later merkten ze met dit nieuwe orgaan ook op of er een belager achter hen aan zat. Of iets eetbaars.

Toen kropen de vissen het land op en kon moeder natuur opnieuw aan de slag. Het onderwatergehoor van de vis deed het niet op het droge. Er kwam een opbouwstuk bij, met trommelvlies en gehoorbeentjes, dat de luchttrillingen omzette in watertrillingen. Waarna de evolutie een laatste, cruciale stap kon zetten. Iedereen kon nu horen, dus werd het zinvol om geluid te máken.

Tot dat moment was het heelal een stil oord geweest. Zelfs de oerknal had zich in alle stilte voltrokken. Geluid was er hooguit op planeten met een atmosfeer, maar dan bleef het beperkt tot dreunen, knarsen of suizen. De aarde is, voor zover wij weten, de enige plek in het universum waar geluiden niet alleen worden gehoord, maar waar aan die natuurlijke achtergrondruis betekenisvolle, zelfs harmonische signalen worden toegevoegd.

Die uitzonderlijke positie heeft de moderne wetenschap, weer 500 miljoen jaar later, in een lastig parket gebracht. In essentie begrijpen we wel wat geluid is: een periodieke verdunning en verdichting van lucht (of water) die zich in alle richtingen uitbreidt. Maar hoe de hersenen erin slagen die trillende lucht om te zetten in iets dat wij als een toon ervaren, wordt al een ander verhaal. Laat staan dat de wetenschap inzicht heeft hoe mensen in staat zijn op een feest – met veel geroezemoes, muziekje op de achtergrond – toch een gesprek te voeren. Hoe ze uit die warboel van stuiterende en vibrerende luchtmoleculen die exemplaren weten te isoleren die de woorden van de ander dragen.

Met die vraag zijn we nog wel een paar jaar zoet, erkent Van Opstal. Een begin is er al wel. “Blinde mensen hebben vaak moeite geluidsbronnen te scheiden. Kennelijk heeft het brein voor die scheiding visuele informatie nodig. Maar ook mensen die dankzij een cochleair implantaat weer kunnen horen, hebben moeite met meerdere bronnen.”

Dat is toch veel interessanter dan stilte, vervolgt hij. “Fysisch is nog wel te definiëren wat we daaronder verstaan, maar in de praktijk heeft het geen betekenis. Het is wel mogelijk om alle geluiden van buiten weg te filteren maar dan blijft het lijf nog doorpruttelen. Nee, echte stilte bereik je pas als de dood is ingetreden.”

Min 9 decibel

De stilte in de ‘dode kamer’ van het Orfield Laboratorium in Minneapolis is gekmakend, schrijft neurowetenschapper Seth Horowitz in zijn boek ‘The Universal Sense’. “Het geeft aan hoe verslaafd het brein is aan achtergrondgeluiden en welke zenuwtrekjes het begint te vertonen als er niets anders binnenkomt dan het geklop van het hart of het suizen van luchtmoleculen in het oor.”

Geluidsssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB). De gehoorgrens ligt bij 0 dB, een geluidsniveau waarbij de meeste mensen al niks meer horen. De dBA corrigeert deze maat voor de gevoeligheid van het oor voor diverse frequenties.

In de dode kamer is het achtergrondgeluid gereduceerd tot min 9,4 dBA. Die stilte wordt bereikt met dikke dubbele muren van beton en staal waarbij de binnenwand is bekleed met spitse wiggen van glasvezel, een meter dik. Geluidsgolven smoren hierin omdat ze een lange weg moeten afleggen voordat ze er weer uit komen. Bij al die weerkaatsingen verliezen ze al hun energie.

bron: Trouw