Paul van Weezepoel vertrekt bij NVAB

“Het doet pijn, maar ik kan me niet verenigen met handelen van een van de leden.”
Na 9  jaar zich ingezet te hebben voor het Platform ‘Ongebonden Bedrijven in de Ledenraad van de NVAB, treedt hij terug als secretaris NVAB en als vertegenwoordiger van de NVAB in de AEA (de Europese Koepelorganisatie van hoorprofessionals).

Wij spraken met hem over zijn grote zorgen en ergernis rondom de Specsavers rechtszaak en het aanzien van de branche. “Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen en de rechtszaak rond de reclamecampagne van een van de leden van de NVAB, Specsavers, heb ik besloten op basis van persoonlijke afweging mijn functie neer te leggen. Ik betreur het zeer dat dit het resultaat is van de huidige ontwikkelingen. Exact 9 jaar geleden ben ik toegetreden tot de ledenraad van de NVAB, als vertegenwoordiger van het Platform ‘ongebonden’ Bedrijven/audiciens. Vanaf zomer 2015 -na het vertrek van Beter Horen, Schoonenberg en Van Boxtel- was ik secretaris van NVAB. Met heel veel plezier behartigde ik de belangen van zelfstandige audiciensbedrijven, het was een voorrecht”.

Vele jaren heeft Van Weezepoel in die hoedanigheid constructief samengewerkt met Specsavers. Formeel staan in een brancheorganisatie geen individuele reclamecampagnes van leden op de agenda, maar voor de campagne ‘De Waarheid’ van Specsavers ligt dat voor hem anders.  En trekt hij een streep. “Ik vind dat deze nationale campagne alle audiciens (buiten Specsavers) in diskrediet brengt. Voor mij is het een onjuiste, onterechte en nodeloos denigrerende schoffering van professionele audiciens die een andere visie hebben op kwalitatieve hoorzorg dan Specsavers”. En dat terwijl de laatste maanden veelbelovende stappen zijn gezet richting een nauwe samenwerking tussen brancheorganisaties DKA en NVAB. “Deze steun ik van harte, en ik heb daar ook mijn bijdrage aan mogen leveren. De positie van zelfstandige audiciensbedrijven kan hiermee verbeteren. Er zijn belangrijke dossiers waar audiciens juist samen veel in kunnen betekenen en waarbij twee brancheorganisaties in een relatief kleine markt niet gewenst zijn”. Van Weezepoel denkt hierbij aan de positie van audiciens in de Stichting Hoorprotocol, de bestuursfuncties in StAr, de dialoog met ZN over Hoorzorg in het basispakket, de ruimte voor keuzevrijheid en behoud van zorgvergoeding in de private markt of het aantrekkelijker maken van het vak van audicien en stimuleren van de instroom van audiciens in de sector. “Precies, de branche kan alleen gezamenlijk de regie naar zich toetrekken op kwaliteit en inhoud van het vak. Wij zeggen juist: ‘erken elkaars verschillen in bedrijfsmodellen, elk model heeft recht van bestaan’. Een goede, toegankelijke hoorzorg voor de patiënt in een verantwoorde vergoedingssystematiek staat toch bij iedereen voorop?”

De marketingcampagne valt mede hierdoor zo slecht. “Specsavers brengt schade toe aan de ontwikkeling van gezamenlijk beleid voor alle audiciens. Ik heb er ook moeite mee dat de NVAB als zodanig wordt genoemd door Specsavers in het kort geding aangespannen door DKA en CvZA. Op deze manier betrekt Specsavers de NVAB in deze rechtszaak, dat is een ongewenste situatie”. Constructief samenwerken met Specsavers binnen de NVAB zit er voor Van Weezepoel wat hem betreft niet meer in. “We hebben nu te maken met een partij die -uitsluitend voor eigen gewin- de belangen van alle audiciens bewust en beleidsmatig schaadt. Met een grootschalige consumentencampagne, en met inzet van alle media. En dat terwijl onze branche zich de laatste jaren met enorme inzet en het leveren van consistente hoogwaardige hoorzorg heeft weten los te maken van de minder goede beeldvorming van jaren geleden. Het doet pijn dat uit eigen kring dat beeld nu volkomen onterecht en op oneigenlijke gronden wordt aangevallen”.