“Nederlanders gebruiken steeds meer en duurdere zorg. Als we zo doorgaan, kost dat de burger over veertig jaar drie keer zoveel als nu.” Dit bleek uit het recente rapport dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dit najaar presenteerde. Die analyse leerde ons ook dat we niet alleen maar kunnen blijven volhouden aan de mantra van de financiële houdbaarheid; nog efficiënter werken en inkopen heeft er immers in het verleden toe geleid dat ‘goedkoop’ in het ene domein, ‘duurkoop’ in een ander domein kon worden. Hoorzorg kan een grote toegevoegde waarde hebben, op meer vlakken dan u misschien denkt.
De maatschappelijke impact van minder goed horen is enorm, en de getallen lopen op. In 2030 zal ruim tien procent van onze bevolking een bepaalde mate van gehoorverlies hebben. En als we niets doen, groeit dat in 2040 door naar 12,5 procent. Er liggen voldoende aanknopingspunten om de adviezen die de WRR geeft te vertalen in concreet beleid en actie. Denk aan preventie, vroeg-signalering en bewustwording van de impact die slechthorendheid heeft.
Meerdere studies onderzochten de samenhang tussen slechthorendheid en andere aspecten. Denk bijvoorbeeld aan problematische werksituaties in geval van gehoorverlies, die leiden tot een hoger ziekteverzuim en burn-out. Maar ook op eenzaamheid moeten we alert zijn. Mensen kunnen niet meer meedoen en ontwikkelen diverse gezondheidsklachten. Daarnaast wordt de impact van de versnelde ontwikkeling van dementie door slechthorendheid vaak nog onderschat. Hoorzorg is in deze gevallen in veel mindere mate de kostenpost, maar biedt (een deel van) de oplossing ter voorkoming van andere problemen. Dat vergt dan ook dat we met die specialismen en (zorg)domeinen samen moeten werken en onze zorg daar ook steeds beter op af moeten stemmen. Het is immers in het belang van ons allemaal dat mensen met gehoorverlies mee kunnen blijven doen in de samenleving.
Preventie zal tevens hoger op de beleidsagenda moeten komen. Zowel de World Health Organization als ons eigen Veiligheid.nl hebben daar al diverse voorzetten voor gedaan. De WHO schat bijvoorbeeld dat ongeveer een miljard jongeren wereldwijd risico loopt op gehoorverlies, simpelweg door het gebruik van smartphones en andere audiospelers. Zij dringen er bij fabrikanten op aan om deze apparaten te voorzien van specifieke software. Die moet verhinderen dat mensen te lang naar luide muziek luisteren. Binnen de EU bestaat een regelgeving op het gebied van geluidsvolume. Er is bepaald dat het volume op audiospelers op 85 dB moet worden ingesteld, met een maximum van 100 dB. De WHO onderzoekt ook volumeniveaus in nachtclubs en sportarena’s. Voor dergelijke locaties bestaan wel richtlijnen, maar die worden vaak niet nageleefd. Zo wordt in fitnessruimtes vaak op een te hoog niveau muziek afgespeeld. De WHO is nu bezig met het ontwikkelen van regelgeving voor verschillende locaties, zoals restaurants, bars en concertzalen. Veiligheid.nl heeft een goede analyse gemaakt van interventies die kunnen werken. (Wat Werkt dossier – Preventie van gehoorschade, april 2019, zie kader). De grote vraag is dan natuurlijk; handelen we er ook naar?
Om echt wat te bereiken, is het nodig dat we de handen ineen slaan. Niet alleen met de aanbieders, maar ook met fabrikanten, zorgverzekeraars, gemeentes en vertegenwoordigers van slechthorenden. Immers, voorkomen is altijd nog net iets beter dan genezen.
Carmen de Jonge, voorzitter NVAB
[kader] Effectieve preventie gehoorschade door lawaai (bron: Wat werkt, dossier preventie gehoorschade, april 2019)