“Ik heb een hoge frustratietolerantie” – Mike Boddé schrijft audiografie

De voordeur van het jaren 30 huis gaat open voordat ik aangebeld heb. Een grote man met een oranje fluorescerende jas stapt het voorplaatsje op. Ik doe een stap opzij tussen de fietsen die tegen de gevel aan staan. “kom je voor Mike Boddé? die woont hier niet”. De man loopt voorbij, draait zijn gezicht naar mij toe en zegt: “grapje!” Achter hem is Boddé meegelopen tot in het halletje, in pyjamabroek en overhemd. Hij gaat me voor door de woonkamer naar de eettafel waar tussen boeken, paperassen, bekers, borden, broodbeleg en een kop koffie, nog net een plekje vrij is voor mijn mobiele telefoon waarmee ik het gesprek opneem. Overal zijn spullen. Veel olijfolieflessen, pepermolens, kookgerei; het lange aanrecht in de aangrenzende keuken wordt blijkbaar intensief gebruikt door het gezin dat naast Mike bestaat uit zijn vrouw Ineke en twee tieners. In de woonkamer zie ik onder stapels mappen de piano, ernaast een cello en een vioolkist. Ik sluit niet uit dat er nog meer instrumenten zijn, maar om het allemaal goed in me op te nemen, ben ik veel te zenuwachtig; ik ben namelijk een fan.

Een beetje onhandige fan, want ik kan niet tegen jazz en daarin is Mike Boddé nogal opgeleid. Ik biecht het meteen op, je kunt er maar vanaf zijn. Boddé: “Daar hebben meer mensen last van. Ik houd ook heel erg van klassieke muziek en pop, maar klassieke muziek beheers ik niet goed genoeg en pop vind ik te saai, dus toen kwam ik bij de jazz terecht; daar ben ik het handigst in. De meeste concerten die ik nu geef zijn ook in de jazz-hoek”. Maar Boddé is niet alleen jazz. Deze maanden gaat de pianist-verteller-zanger met het Noord Nederlands Orkest concertzalen af om op ‘z’n Boddé’s’ uit de doeken te doen wat het DNA van verschillende klassieke componisten is. Het programma heet ‘De handtekening van de componist’. “Ja, dat is ook voor leken, juíst eigenlijk voor leken. Ik maak het nooit zo heel ingewikkeld, want zoveel weet ik er ook niet van”. Wekelijks is hij te zien als pianoman op Paul Witteman’s podium.

We praten over zijn net verschenen boek TRIL. ‘Geluid is de essentie van zijn bestaan’ staat op de achterflap. De oud cabaretier (van onder veel meer Kopspijkers en de Mike & Thomasshow) beschrijft zijn leven en gebruikt geluiden als kapstok voor zijn verhalen. De verhalen en herinneringen gaan over zijn kindertijd, zijn oren, familie, zijn studietijd in Amerika, over liefde, lust en zijn leven als muzikant. Boddé studeerde Chinees op zijn 18e, jazz in Amerika en ging op zijn veertigste naar het conservatorium. “Ik voelde me een ontzettend ouwe lul, maar ik merkte vrij snel dat ik een van de weinigen was die zijn huiswerk maakte, ik was heel gemotiveerd en wist precies wat ik wilde halen. Ik heb er een goede tijd gehad”.

Geluid is de essentie van zijn bestaan

Doofheid komt in zijn familie veel voor en Boddé zelf kampt al vanaf zijn 15e met een haperend gehoor. Als zijn dochter tijdens een wandeling over het mooie geluid van de krekels begint, schrikt de muzikant: hij hoort niets. Zo ontstaat het idee om geluiden te bewaren in tekst. Op de vraag of hij het boek voor zichzelf of voor het publiek schreef, antwoordt Mike Boddé: “Over het algemeen schrijf ik eigenlijk vooral voor mezelf. Ik vind het natuurlijk leuk als mensen het lezen en er iets over te zeggen hebben. Dat hoeft niet alleen positief te zijn, het mag zeker ook kritisch. Maar ik heb niet heel sterk een publiek achter in mijn hoofd dat meekijkt. Ik houd soms wel een beetje rekening met degene die het gaat lezen. Maar ik probeer vooral mezelf aan het lachen te maken of te ontroeren of te raken op de een of andere manier”.

Voor TRIL ging Boddé uit van geluiden zoals hij deze in zijn geheugen heeft. “Ik vond het een uitdaging om die geluiden in letters weer te geven en niet een CD’tje erbij te geven waar die geluiden op staan. Het gaat mij meer om het verhaal en de herinnering, dan om het geluid zelf”. Zijn vrouw is de eerste die het leest en dan de redacteur. “Ik heb net een nieuwe. Met haar heb ik eerst een aantal gesprekken gehad ‘om onze horloges gelijk te zetten’. Ze gaf steeds heel gedegen kritiek. Ik heb ontzettend veel aan haar opmerkingen gehad. En aan Paul Brandt, de uitgever, die ooit mijn eerste boekje PIL (2010) geïnitieerd heeft. Na mijn depressie bedacht hij: ‘Je zou dat eigenlijk op moeten gaan schrijven’, maar dat had ik in eerste instantie geen zin in. Ik heb het uiteindelijk toch gedaan en ineens werd het boek een succes. Het onderwerp was toen actueel, de discussie over antidepressiva barstte los, en nu weer. Het was in zekere zin wel therapeutisch om het op te schrijven. Dat is met dit boek eigenlijk ook. Ik heb mij eigenlijk wel een beetje verzoend met het feit dat mijn oren achteruit gaan. Door jarenlang ziek geweest te zijn, heb ik geleerd hoe ik dingen moet loslaten. Ik heb toen ook dingen moeten loslaten en dingen moeten accepteren, bijvoorbeeld dat ik niet voltijds kan werken, dat ik op mezelf moet passen, dat ik af en toe moet slapen, mijn rust moet nemen. Ik heb een hoge frustratietolerantie opgebouwd. Ik kan makkelijker omgaan met tegenslagen in het leven dan vroeger”.

“Als ik bepaalde noten aansla op de piano, dan hoor ik KRRRGGG.”

In TRIL wisselen de verhalen qua lengte en ritme. Soms verhalend, soms poëtisch maar ze pakken allemaal vanaf de eerste paar zinnen. Boddé vertelt open over zijn leven aan de hand van bepaalde woorden, geluiden, stemmen, lawaai of juist stilte. Hij combineert makkelijk nostalgie, kritiek, bewondering, humor en opwinding. Er komen hoorzaken in enkele hoofdstukken aan de orde, maar vaker is muziek het onderwerp. “Dat mijn gehoor achteruit gaat, weet ik al heel lang, ik ben zelfs al zo’n beetje gewend aan het idee. De doofheid loopt bij ons in de familie behoorlijk op. Mijn vader is heel slechthorend, die heeft zo’n apparaat dat hij naar je toe kan richten om je te verstaan. Ik ben er wel aan gewend dat ik altijd problemen met mijn gehoor heb. Ontstekingen, een donorvlies, verkalkte gehoorbeentjes, een spiertje dat daaraan mist. Als ik herrie hoor, dan worden die gehoorbeentjes niet naar achteren getrokken en krijgen ze de volle laag. Aan het ene oor heb ik een aantal grote dips in de laagte en in de hoogte en rond twee kHz. En met mijn andere oor hoor ik nog 50 procent. Er zijn natuurlijk mensen met veel ergere hoorproblemen, maar voor mij was het de aanleiding er een boek over te schrijven. Mijn gehoorprobleem krijgt in de media nu veel aandacht, maar voor mij is het een kapstok om mijn verhalen aan te hangen”.

Ben je je aan het voorbereiden op het ‘worst case scenario’ qua gehoor, vragen we. Stop je het weg of denk je: het gaat misschien nog wel meevallen? “Dat hoop ik, maar het is wel iets waar ik mij mentaal op voorbereid. Er zijn dingen op muzikaal gebied, die ik nu niet meer kan doen. In een Big Band spelen of in een popbandje, dat is allemaal veel te hard voor mij. Het schrijven is een manier om het te verwerken, maar ik wil het ook ontwikkelen voor het geval ik straks geen muziek meer kan maken. Dan lijkt het me heerlijk om te schrijven”. Verdiep je je in de technische ontwikkeling van hoortoestellen? “Een aantal jaar geleden heb ik dat gedaan, toen vond ik dat muziek heel slecht klonk. Maar ik heb begrepen dat de techniek nu alweer veel verder is, dus ik denk dat het inmiddels wel weer de moeite zou lonen om het eens te gaan proberen. Ik heb een ‘distortion’ op mijn geluid, waarschijnlijk valt het onder het kopje ‘lawaaidoofheid’: als ik bepaalde noten aansla op de piano, dan hoor ik ‘krrrggg’. Ruis en gekraak dat niet om aan te horen is. Het begon met de hoge fis, en dat worden meer noten naar mate de jaren vorderen”.

Boddé gebruikt geen oordoppen. “Ik heb vroeger, in een funkbandje, weleens met oordoppen in gespeeld. Maar ik vind het zo idioot om je te beschermen tegen geluid dat je zelf maakt. Daar kon ik eigenlijk niet zo goed mee omgaan. Dus nu heb ik mezelf in een andere hoek van de muziek gemanoeuvreerd. Met kleine groepjes: piano en zang, piano en mondharmonica, dan is het voor mijn oren nog redelijk te doen”.

Over acceptatie en mediteren

Het acceptatieproces gaat voor Mike Boddé niet alleen over dat hij in zijn werk niet meer kan doen zoals hij het deed. “Het gaat ook om het accepteren dat je geïsoleerd raakt. In drukke gezelschappen versta ik helemaal niemand. En als ik zit te eten in een restaurant versta ik ook niemand. Ik heb aanvaard dat ik aftakel. Dat ik bepaalde vaardigheden en facetten van mijn fysieke lijf en van mijn geest ga kwijtraken. Ik leer ook niet meer zo makkelijk als vroeger en ik kan ook niet meer zo makkelijk hardlopen als vroeger. Zo zijn er nog wel meer dingen… ik heb mij ermee verzoend dat je je met dingen moet verzoenen. Mediteren helpt je wel om dingen beter te horen. Als je gemediteerd hebt en je gaat daarna pianospelen, dan hoor je alles veel beter. Dat is een kwestie van concentratie: meditatie is een soort concentratieoefening. Al je zintuigen worden gevoeliger na meditatie, merk ik. Volgens mij is het voor een ieder goed om je zo en dan terug te trekken en je ademhaling te tellen”.

Mike Boddé is anders gaan leven. “Veel meer met de dag. Ik denk tegenwoordig: ‘Als ik deze dag een beetje fatsoenlijk door kom, dan vind ik het eigenlijk al prima’. Ik ben minder veeleisend geworden. Als kind wilde ik dat alles perfect was, dat ik goede oren had, goede ogen, goed op school, goed in sport, dat ik grappig was, dat ik sociaal handig was, ik wilde álles! Nu heb ik er vrede mee dat ik heel veel dingen gewoon niet kan. Sterker nog, dat ik de meeste dingen op deze planeet niet kan en maar een paar dingen wel. De verwachtingen van het leven heb ik drastisch bijgesteld. Ik ben veel gelukkiger dan vroeger”.

Het boek TRIL van Mike Boddé is uitgegeven door uitgeverij Brandt.
ISBN 9789492037602, november 2017